Pensioenen in El Salvador, deel 2
In het eerste deel hebben
we geprobeerd, mede aan de hand van een artikel van Alexis en Marcelo in “Wordpress” en ook een
analyse over de actuele situatie van de UCA een beter inzicht te krijgen over
de geschiedenis van de pensioenregelingen in El Salvador.
In dit tweede deel beginnen we in de jaren 80, midden
in de burgeroorlog om uiteindelijk vast te stellen wat er nu bestaat.
In 1983, midden de burgeroorlog (van 1980 tot 1992) werd een nieuwe
grondwet goedgekeurd. Daar staat in dat de sociale zekerheid een verplichte openbare
dienstverlening is, die door een of meerdere staatsinstellingen moet uitgevoerd
worden. Op dit moment bestonden de ISSS (Salvadoraans Instituut voor Sociale Zekerheid,
waar verzekerde werknemers van kunnen profiteren), de INPEP (Nationale
Instituut voor Pensioenen van regeringsfunctionarissen), de IPSFA (Instituut
voor Sociale Voorzieningen van het Leger), het directoraat voor de welzijnszorg
van leerkrachten binnen het ministerie van Onderwijs en sommige aanvullende
programma’s van autonome staatsinstellingen. De werkgevers moesten 2% van het
loon betalen, de werknemers 1% en de overheid 0.5% om de pensioenen te
garanderen.
In 1985 kwam er een nieuwe hervorming: arbeiders die geen werkgever
hadden kregen wel recht op gratis gezondheidszorg, maar niet op een pensioen.
In 1980 was maar 19.1% van de Economisch Actieve Bevolking ook werkelijk
aan het werk bij een werkgever. Tegen 1990 was dit ook slechts 19.8% Met andere
woorden, meer dan 80% van de bevolking kon niet uitkijken naar een pensioen
voor hun oude dag.
De burgeroorlog in El Salvador die in 1980
uitbrak was voornamelijk een gevolg van de sociale onrechtvaardigheid. 45% van
de bevolking leefde toen in extreme armoede. Ook de repressie door de
verschillende militaire regimes, de herhaalde vervalsingen van de verkiezingsresultaten
en de veelvuldige vervolgingen en moorden op vakbondsleiders en religieuzen
waren motieven voor de oorlog, die uiteindelijk de situatie van het land nog
erger maakte.
Tegen 1989 leefde 15.9% van de bevolking met
minder dan 1 dollar per dag en nog eens 31% leefde met minder dan 2 dollars per
dag. Tussen 1971 en 1991 stierven 75,000 mensen door de oorlog, waarvan meer
dan 80% burgerbevolking was.
Alfredo Cristiani werd in 1989 tot president gekozen voor de ARENA
partij, die enkele jaren eerder door ex majoor d’Aubuisson, oprichter van de
doodseskaders, in het leven was geroepen. Cristiani was de zoon van
grootgrondbezitters, koffie telers en katoen producenten en was manager van een
farmaceutisch bedrijf toen hij in 1985 de leider van de partij werd. In 1988
won ARENA voor het eerst in de hoofdstad en meteen ook 31 van de 60 zetels in
het parlement.
Cristiani beloofde dat hij de vrede zou bereiken en de Staat zou moderniseren.
Hij werd verkozen met 53.8% van de stemmen en met de brede steun van het
bedrijfsleven. Die waren immers de oorlog zat omdat die de economische
ontwikkeling van het land in de weg stond. Niet omwille van de vele slachtoffers
dus. Het kapitaal was belangrijker dan de mensen. Ondertussen werd de militaire
steun van de VS ook steeds kleiner, de internationale organisaties en met name
de VN drongen aan op vredesonderhandelingen en op het eindigen van de voortdurende
schending van de mensenrechten eigen aan een burgeroorlog. Eindelijk, na meer
dan 3 jaar onderhandelingen, werden de vredesakkoorden in 1992 ondertekend.
De belangrijkste resultaten van
de akkoorden waren: de inperking van het leger dat niet meer uit hun kazernes
mocht komen, het afschaffen van de repressieve staats organen en in plaats
daarvan de oprichting van de Nationale Burger politie, wijzigingen in de juridisch
systeem en de oprichting van een Procureur voor de Mensenrechten, herziening
van het kies systeem (die meteen toeliet dat het FMLN over kon stappen van een
guerrilla beweging naar een politieke partij) en economische hervormingen.
Die laatste hervormingen beperkten zich echter tot verdeling van stukken
land voor de ex strijders van het verzet en van het leger. Een tweede
economisch akkoord was de oprichting van een Sociaal Economisch Overleg Forum
waar vakbonden, ondernemers en overheid samen zouden zitten om een nieuwe
economische politiek uit te stippelen. Maar de ARENA regering had ondertussen al
zelf een “Economisch Ontwikkelingsplan” uitgewerkt. Uiteindelijk functioneerde
het Forum dus nooit echt en werd hetnio-liberaal ARENA plan tijdens de 20 jaar ARENA bewind
uitgevoerd.
Het was onder de regering van de tweede ARENA president, Armando
Calderón, dat men een hervorming van de pensioenen voorstelde. De reden die men
aanhaalde was dat de nodige fondsen om de pensioenen te kunnen garanderen,
onvoldoende waren. Maar een van de belangrijkste redenen was het argument van
de Wereldbank dat de bevolking steeds maar ouder werd. Een argument dat voor El
Salvador geen steek houdt, omdat de jonge bevolking in El Salvador veel groter
is dan de oudere.
In de grafiek 1 hieronder kunnen we zien dat mensen ouder dan 60 jaar
slechts 10% van de bevolking uitmaken. In grafiek 2 zien we dat tegen 2050 dat del
van de bevolking zal verdubbelen.
Grafiek 1.
Bevolking in 2010 volgens
leeftijd, links mannen, rechts vrouwen (in %)
|
|
|
Grafiek 2.
Bevolking in 2050 per
leeftijd en volgens sexe (in %)
|
|
Bron: Gebaseerd
op gegevens van CEPAL (2010).
|
Volgens studies waren de pensioen regelingen in Latijns Amerika in
crisis omwille van de slechte administratie, de financiële tekorten van de
overheden, de andere sociale eisen van de bevolking en de vele subsidies op
basis noden die de financiële situatie van de overheden in gevaar brachten. Dus
niet omdat de groep ouderen te groot was. Met andere woorden: er was wel een
financiële crisis door allerlei factoren die men door een hervorming (lees
privatisering) van de pensioenen probeerde op te vangen. In 1996 waren de
kosten van ISSS en INPEP al groter dan de inkomsten en men berekende dat tegen
2040 het tekort al zou oplopen tot bijna 700 miljoen dollars (26% van het BIP
van 1996)
Daar kwam voor El Salvador nog een ander element bij, namelijk de migratie.
Het waren de mensen die op leeftijd waren om te gaan werken die het land verlieten,
waardoor de bijdrage aan de pensioenfondsen aanzienlijk verminderde, terwijl de
ouderen wel in El Salvador bleven wonen.
Daarnaast was de verhouding tussen de bijdrage aan het pensioen en de
uitkering slecht berekend. De bijdrage was een van de laagste van Latijns Amerika
(tussen de 14 en 21 percent) terwijl de administratie kosten veel te hoog waren
(16% tussen 1989 en 1993). Bovendien konden mannen al op 60 jaar met pensioen
gaan en de vrouwen al vanaf 55 jaar.
Gezien de financiële crisis situatie in het algemeen en de groeiende
tekorten bij de bestaande pensioenfondsen in het bijzonder werden twee
alternatieven voorgesteld. Het eerste alternatief was een grondige hervorming
van de ISSS en de INPEP, samen met een consolidering van de kapitaal markten.
Het tweede alternatief was een structurele hervorming naar het voorbeeld van
Chili. Studies van de Ebert Stiftung en de Guillermo Ungo Stichting spraken
zich uit voor het eerste alternatief. Chileense consultanten en de Wereldbank
verdedigden (uiteraard) het Chileense model.
De Friedrich Ebert Stiftung stelde een gemengd systeem voor met twee
pijlers. Ten eerste stelden ze voor om ISSS en INPEP samen te voegen (met
hervormingen v.w.b. de leeftijd en de voorwaarden); dat moest ervoor zorgen dat
men een waardig pensioen kon krijgen en zou onder autonome overheidsinstelling
moeten komen voor de uitvoering. De tweede pijler zou dan zijn het oprichten
van een Kapitaal van de overheid dat administratief beheerd zou worden door
privé en overheid. Dat model werd in Uruguay en Argentinië toegepast.
Het debat duurde vier jaar. In 1996 stuurde de regering een voorstel
naar het parlement, dat een Commissie oprichtte alleen voor dit onderwerp. Het
voorstel van de regering was uitsluitend gebaseerd op een rapport van de
Wereldbank. De Ebert Stiftung liet zien dat dit rapport vol zat met fouten en
dat een gemengd systeem uiteindelijk goedkoper zou zijn. Ze raadden aan om een
nationaal debat te openen, alvorens het parlement een nieuwe wet over de
pensioenen zou goedkeuren. De Hogere Arbeidsraad liet weten dat het handig zou
zijn om ook de Internationale Arbeiders Organisatie (IAO) daarover te raadplegen.
Het parlement en de regering beslisten in 1996 een hervorming goed te
keuren, gebaseerd op het Chileense systeem, zonder de IAO te raadplegen, zonder
rekening te houden met de vakbonden of werknemers organisaties en de
aanbevelingen van de Ebert Stiftung links te laten liggen.
Er waren wel degelijk verschillen met het Chileense model. Op de eerste
plaats kregen de werknemers geen rente op hun bijdrage. Daarnaast werd de
bijdrage van de werkgever niet verhoogd, maar die van de werknemer wel.
Hoewel verschillende organisaties een klacht indienden en de wet
probeerden ongeldig te laten verklaren, slaagden ze daar niet in. Het
grondwettelijk hof negeerde alle klachten en de wet werd effectief vanaf 1996.
Nu, sinds 2018 wordt er wel weer gewerkt aan een hervorming van het
systeem. Ook daar zijn verschillende alternatieven mogelijk.
In een volgende aflevering proberen we duidelijk te maken hoe slecht het
huidige systeem is en welke alternatieven er op tafel liggen. Dus nog even
geduld.
Nog heel veel groetjes van,
Rosa
(Guadalupe) en Willibrord (Denaux)
No hay comentarios:
Publicar un comentario